Mijn opa is in 1905 geboren in Giessendam. Hij werd hoepmaker (hoepelmaker) en voer met zijn boot naar Biesbosch om wilgen te snijden om van het hout hoepels te maken. De hoepels waren nodig voor het maken van haringtonnen voor de visserij.
Er werd dus wekelijks gevaren. Na de Tweede Wereldoorlog verdwenen de hoepmakerijen en kwam hij aan de wal. Hij kocht een huis in Sliedrecht aan de buitenkant van de Rivierdijk, liet een zeer bescheiden motorbootje bouwen en legde dit achter zijn huis in de Merwede. In de zomermaanden was het vast elke vrijdagmiddag inladen en meestal, afhankelijk van het tij, richting Katse Gat.
Als ik als kind kwam logeren gingen we na het werk ’s middags nog snel even varen. Toen ik een jaar of drie was lieten mijn ouders hun eerste boot bouwen. En zo is het allemaal begonnen. Een hele familie van bootjesgekken ontstond. Iedereen bij ons heeft een boot.
Eerst met mijn vriendin in een ontzettend klein zeiljachtje dat wij met elkaar beheerden en waarvan de splinternieuwe buitenboormotor er op de eeste tocht op de Merwede mee ophield, je moet op tijd tanken.
We zijn ondanks dat voorval toch getrouwd en kochten onze eerste echte boot, een Albin 25 in 1982, en dan direct op reis. De Nederlandse en Duitse Wadden om mee te beginnen.
En daarna ontzettend veel gevaren, waar in Nederland water is zijn we geweest, maar ook België, Duitsland, Frankrijk en Denemarken weten van ons bestaan. Inmiddels eigenaar van een Valkvlet die heel graag vaart.
En die autorijschool kwam er opeens ook bij, maar eigenlijk is varen leuker.